Te denken dat je binnen een paar uur weer thuis bent als je met iemand meegaat naar het ziekenhuis is een foute gedachte. Daar kwam ik gisteren weer eens achter. Een van onze vaste gasten bij Hiernaast, de bijna honderdjarige meneer J, was van zijn fiets gevallen en was pittig gewond. Gelukkig zagen een aantal mensen het gebeuren en belde iemand een ambulance. Omdat er niemand van de familie te bereiken was, nam ik het op me om mee te gaan. De start ging vlot, we kwamen snel in het ziekenhuis, en meneer lag al gauw in een onderzoekskamer. Röntgenfoto’s werden gemaakt, bloed geprikt. Een CT scan was ook nog nodig. Daarna begon het wachten… op uitslagen, op artsen. De verpleegkundige vertelde ons dat het erg druk was. Veel mensen werden, voor de zekerheid, toch maar ingestuurd naar het ziekenhuis. Je weet maar nooit, zo vlak voor de kerstdagen.
Meneer J. onderging alles geduldig. Onderzoek door een co-assistent, een assistent en uiteindelijk door de baas. Iedere keer opnieuw: wilt u dit lampje even volgen? ziet u een of twee lampjes? Iedere keer opnieuw hamertje tik op de knieën. Een keer of vier, vijf mocht meneer vertellen wat er nu precies gebeurd was. Dat wisten wij geen van tweeën.
De uitslagen van de onderzoeken waren allemaal goed. We moesten nog wachten op de dingen die gingen gebeuren, al hadden we geen idee wat voor dingen dat waren. Meneer J. lag erg ongemakkelijk en kreeg steeds meer last van zijn rug.
Hij had een grote wond aan het hoofd, die erg bloedde. Toen duidelijk was dat er geen andere problemen waren, kon die wond gehecht worden en zou verder afgesproken worden. De wond werd gehecht, wat een beste puzzel was. Meneer J. kon best weer naar huis, zo werd besloten. Er was geen medische noodzaak voor een ziekenhuisopname. Dat hij geheel alleen is, is geen reden. Ik dacht pro-actief te zijn en belde de buurman van meneer J. op, om te vragen of hij ons op kon halen. Dat kon.
Vervolgens bleek dat er nog meer gehecht moest worden. Het ritueel van verdoven, in laten werken en hechten begon nog een keer. De arme buurman reed maar rondjes rond het ziekenhuis. Dat staat midden in het centrum en er is bijna geen parkeerruimte rondom, slechts een parkeergarage waar je je scheel betaalt. Meneer J. was gehecht en mocht van zijn bed naar de rolstoel lopen om het ziekenhuis rollend te verlaten. Strompelend bereikte hij de rolstoel. Alarmbellen gingen rinkelen. Hoe moet deze meneer zich thuis redden, als hij zo slecht loopt?
“Spoedoverleg” volgde, met als uitkomst dat hij toch een nacht kon blijven. De “taxi” werd weer afgezegd. Een opnamegesprek met de arts volgde. Zij vroeg aan meneer J. wat er zou moeten gebeuren als er onverhoopt iets heel ernstigs zou gebeuren. Moesten alle zeilen bijgezet worden om hem in leven te houden? Hij antwoordde vrolijk dat hij nog wel een paar jaar zou willen leven. Dat klonk als een ja. Vervolgens vertelde de arts uitgebreid wat de mogelijke gevolgen van een reanimatie op hoge leeftijd kunnen zijn. Kwaliteit van leven is er dan (doorgaans) niet meer. Daarop besloot hij dat er geen grote acties ondernomen hoefden worden.
We kwamen op de verpleegafdeling aan. Daar kwam een verpleegkundige om meneer op te nemen. De eerste vraag die ze stelde was de vraag of… ja, inderdaad, of er gereanimeerd moest worden. Ditmaal wist hij het antwoord direct. Bovendien bleek nu dat dit besluit al veel eerder was genomen en ergens vastgelegd was. Dan vraag ik me toch af: waarom moet dat nog tot twee keer toe gevraagd worden? De tweede keer zelfs op de zaal waar nog een aantal andere patiënten lagen.
Vanmiddag kreeg ik een telefoontje van meneer J. Hij was weer thuis!