Deze blog schreef ik voor de website van het CGMV:
Ik ben in de geel met blauwe textielsupermarkt en wacht op mijn beurt bij de kassa. Voor mij is een echtpaar op leeftijd van turkse afkomst aan de beurt. Ze zijn druk in gesprek in hun landstaal (is mijn aanname) Het winkelmeisje heeft een cadeauverpakking voor hen opgehaald. Daar wordt een babyjasje ingedaan. Eerst moet het prijsje nog van het jasje gehaald worden, vindt de mevrouw. “Dat moet hier toch?” vraagt ze. “Ja, is voor mensen bij ons uit de straat, daar is baby geboren. Ik ken die mensen niet, ik wil toch cadeau geven. Is gewoonte bij ons. Is toch gewoon menselijkheid, ja toch?” Ik vind het bijzonder, wat ik niet laat merken. Het mooi ingepakte jasje, verdwijnt in de tas en vriendelijk groetend verlaat het paar de winkel.
Twee weken later. Schuin tegenover ons (drie huizen naar links) woont sinds een paar jaar een jong stel. Ik kom ze af en toe tegen in de supermarkt, en doe met kerst een kaart in hun brievenbus. Meer contact is er niet. Ooit heb ik hen ontmoet op een buurtfeest en daar bleef het bij. Ze zijn beiden werkzaam in het onderwijs. Ze stappen allebei ’s morgens vroeg in hun eigen auto en vertrekken. Nu valt me op dat er steeds een auto bij hun huis staat. Zou een van beiden ziek zijn? Zal ik eens gaan vragen? Of ben ik dan te nieuwsgierig? Ik stel het nog even uit.
Een paar dagen later is er veel gedoe rond hun huis. Er lopen veel mensen rond, er is gelach en gepraat. De boom in de voortuin wordt versierd met roze ballonnen. Er hangt een slinger met de naam LOT. Aha, nu ben ik op de hoogte. Kennelijk heb ik een en ander gemist. Dat kan dus blijkbaar, ook al woon je schuin tegenover elkaar. Het voelt wat ongemakkelijk.
Ik moet weer denken aan de ontmoeting in de textielsuper. Een beetje menselijkheid. Tja.. daar ga ik ook maar voor zorgen.