Dat is de titel van de tentoonstelling die ik vorige week bezocht. Nog tot en met zondag te zien in het Cataharijneconvent in Utrecht. Bij binnenkomst klonk muziek van Bob Dylan: times, they are changing.
De tentoonstelling gaat over de ontwikkelingen binnen verschillende kerken in de zestiger jaren. Het mooie was dat de museumzalen in de sfeer van de zestiger jaren waren ingericht. Een stijl die ik me herinner, met soms de gedachte: o ja, zo’n boekenrek heb ik ook nog gehad. (had ik het maar bewaard, denk ik nu)
Eigenlijk zie je dat in de zestiger jaren de hele wereld aan het veranderen was. De televisie was in opkomst, nieuws verspreidde zich sneller dan voorheen. Er waren oorlogen, zoals in Vietnam, waar veel protesten tegen kwamen. Demonstraties, die met harde hand neergeslagen werden. Alom protesten tegen de gevestigde orde. Alsof er een geest uit een fles vloog. Kwamen mensen in opstand omdat God uit beeld raakte, of was het andersom? Ik ben geen analist, ik zou het niet weten. Iets met kip en ei. Overigens waren de protesten eveneens gericht op onrecht, de bevrijdingstheologie kwam op. Gerechtigheid op aarde. Een theologie die op den duur alleen nog over het hier en nu gaat en steeds minder gericht op de gerechtigheid tussen God en mens. Met als eindresultaat dat God totaal uit beeld raakt en de mens dus inderdaad van God los komt.
Er was heel veel informatie over de rooms-katholieke kerk. In de jaren zestig was het tweede Vaticaans concilie, waar veel veranderingen ingevoerd zijn. Met name op liturgisch gebied, zoals de mis die nu in de landstaal opgedragen mag worden. Er werden eind vijftiger jaren (nog) kerken gebouwd, daar waren foto’s van te zien. En foto’s van bijvoorbeeld het avondmaalsservies uit zo’n kerk. Voor nu verrassend actueel: coronaproof!
Ik zag foto’s en brieven van de eerste vrouwelijke predikanten binnen de Gereformeerde kerk. Ik hoorde muziek uit het Liedboek van de kerken, dat begin jaren zeventig uitkwam. Veel nieuwe liederen naast de psalmen. Het ging over het samen op weg proces, dat in de zestiger jaren voorzichtig begonnen is. Er was een foto van een man in een rolstoel die opriep tegen polio in te enten, er was net weer een polio-golf aan de gang. Er lag een kopie van de “Open brief” uit onze eigen kerken. De brief die uiteindelijk de katalysator was tot het ontstaan van de Nederlands Gereformeerde kerken. Er was kunst, of iets in die richting. Gemaakt van allerlei dingen die uit gesloopte kerken gered waren.
Er was veel te zien en te horen. Het publiek was nogal grijs. Voor mijzelf had het nogal een hoog gehalte van: o ja, zo was het. Dat was er ook nog. Televisieprogramma’s uit die tijd. De eerste naakte vrouw op tv. Wereldschokkend, destijds. Veel van dat soort dingen herinner ik me niet goed meer. Ik denk/ weet wel zeker dat we daar thuis niet naar keken, we hadden een vrij strikt kijkbeleid. Al met al een mooie tentoonstelling, mooi in beelden, ook wel confronterend: pittige jaren, die zestiger jaren.
Ik zat me af te vragen: wat is de toekomst voor de kerk? Steeds minder mensen die kerklid zijn, of alleen nog door een register aan een kerk verbonden zijn en er verder niets mee willen. En wat maakt dan dat mensen het wel prima vinden zonder kerk, zonder God?