In de afgelopen week ging ik samen met mijn moeder op pad om een rollator te kopen. Het werd er nu toch wel eens tijd voor, vond zij. Ze heeft de leeftijd ervoor. We togen naar de Welzorgwinkel in haar plaatselijke ziekenhuis. Er was behoorlijk veel keuze in de vierwielers. Mijn moeder had goed nagedacht over wat zij wilde en stapte resoluut af op een fraai exemplaar. Deze zou het worden en deze werd het ook. De verkoper legde een en ander uit. Op enig moment wendde hij zich tot mij en het verhaal ging over mijn moeder, en andere rollatorgebruikers. Zij doen dit… en zij gaan zo lopen…, en dat soort taal. Waarom praten óver en niet mèt? Ik dacht: laat maar….

rollatorOp de dag dat mijn moeder deze aankoop deed, werd er in de tweede kamer gestemd over een VN verdrag. In dat verdrag wordt toegezegd dat alle (?) gebouwen in Nederland in 2017 toegankelijk moet zijn voor mensen met een beperking. Er wordt dan vooral aan rolstoeltoegankelijkheid gedacht. In de afgelopen weken waren er bizarre voorbeelden van ontoegankelijkheid voor rolstoelers getoond in de social media.
Niet alleen gebouwen kunnen onneembare vestingen zijn. In de straat waar ik woon worden alle stoepen als parkeerplaats gebruikt, bijvoorbeeld.

Op het achtuur journaal van die dag was de vreugde voor de aanneming van dit verdrag te zien. Het leek of er een enorme overwinning was behaald. En misschien is dat ook zo.

Eigenlijk vind ik het stuitend dat dit verdrag nu pas aangenomen wordt, en dat het sowieso nodig is om dit via een verdrag af te dwingen. Wat ik nog stuitender vind is dat er over mensen gesproken wordt, zoals bij de rollator aankoop gebeurde en zoals nog zo vaak gebeurt in het dagelijkse leven. De afstand tussen een staande en een zittende persoon lijkt vaak zo groot. Dan zie je gebeuren dat de staande personen over het hoofd van de zittende heen praten. Moet daar ook nog een verdrag voor komen of kunnen we daar zelf alert op zijn?