We blijven maar wachten. De gedachte was dat er gisteren uitslagen van de onderzoeken waren, dit was helaas niet zo. Voor Mart in ieder geval nog een nacht ziekenhuis, en veel onzekerheid voor iedereen. Mart voelt zich niet erg lekker, hij heeft veel last van de bijwerkingen van antibiotica. Sterk spul, die medicijnen. Waarbij het nog de vraag is of dit het goede geschut is. Mart brengt de

bedmart dagen in bed door. Papa of mama zijn erbij. Gelukkig dat dit zo kan. Vermoeiende dagen. De vragen van Mart zijn soms hilarisch voor volwassenen, voor een kind logisch. Zo zat hij zich af te vragen wie dit, zo in het ziekenhuis liggen, toch allemaal betaalde? Moesten papa en mama dat doen? Wie zal dat betalen, een vraag die vaker gesteld wordt en zou moeten worden.

In mijn vorige blogje schreef ik over mijn boosheid en verdriet. Vanmorgen zat ik me af te vragen of ik merk dat God er is. Ik dacht aan een liedje van Sela: Ik ben erbij. Iets wat ik met mijn verstand altijd wel weet, vaak moeilijk vind om te ervaren. Ik heb nooit “godsopenbaringen, of godstekens”. Soms lees ik hierover bij anderen, ik herken het niet echt. Waar ik wel blij van word en troost in kan vinden, is in muziek. Ik werd geattendeerd op een cd van Michael W Smith, en schafte die aan. Mooie muziek, mooie teksten! Een paar morgens achter elkaar werd ik wakker met een lied van Marcel en Lydia in gedachten: Ik hef mijn ogen op naar de bergen…

Vanmorgen werd ik wakker met Sela:  Ik ben erbij. Ik dacht dat het erbij zijn van God voor mij vooral zichtbaar is en wordt door de woorden van mensen. Lieve wensen van mensen. Fijne reacties op facebook, een mailtje, een telefoontje. Bedankt!

Vanmorgen was ik met Mattijs aan het appen, over het verloop van deze dag. We hadden het over de merkbaarheid van God. Hij vertelde dat het lied van Sela een lievelingslied van Mart is. Toen ze zaterdag onderweg waren naar het ziekenhuis, luisterden ze naar dit lied. Mooi, gaaf, die gedeelde troost!