In de afgelopen dagen pasten we een paar keer op de kleinkinderen. Mijn gewone oma-dag, gecombineerd met wat extra uren. Ik was de oma-taxi, die vriendinnetje weer thuis bracht. Het gesprek ging over wat voor villa er bewoond en in wat voor auto er “later” gereden zou worden. De autokeuze was lastig, de een wilde een BMW, de ander liever een Audi. Een cabrio was niet zo’n praktische keuze, want te koud in de winter.

Dat was de heenweg. Op de terugweg werd een aantal keren achter elkaar het kroningslied beluisterd. Oudste kleinzoon zei ineens dat hij dat lied niet zo eerbiedig vond. In de rap wordt de naam van God genoemd, en dat kon niet. Een rap is namelijk cool en God is niet cool. Dat klopte niet bij elkaar. Ik vroeg hoe hij dan  dacht dat God er uit zag. Zo kwamen we op de gedachte dat we dat pas echt zouden weten als de Here Jezus weer terug komt. Hé, dat was een nieuw gezichtspunt voor kleinzoon twee. Komt de Here Jezus dan echt terug? Oudste wist dat zeker: Ja, dan kan iedereen Hem zien, overal tegelijk in de hele wereld. Er was nog wel een moeilijkheid: hij zou dat vast niet meer meemaken, want eerst moeten alle mensen in Jezus geloven, dan kan Hij pas terug komen. En zoveel mensen tot geloof brengen? Leek hem onmogelijk.. Ik vertelde dat het goede nieuws over Jezus op aarde gebracht mag worden, niet dat iedereen in Hem gaat geloven. Dat was alweer een ander perspectief. Intussen was kleinzoon twee nog niet helemaal bekomen van de verwondering dat de Here Jezus dan overal zichtbaar zou zijn, en op de straat zou staan. Hier, oma, op deze stoep? Op deze tegel? Oudste kleinzoon dacht dat het ook wel op een andere tegel kon zijn. Tja…