Vakantie tijd is voor mij (ook) leestijd. Op de een of andere manier lukt het me niet zo goed meer om te lezen als ik volop in werk en andere activiteiten zit. (goed voornemen: meer lezen)

In de afgelopen week las ik het boek “Gewone genade”, geschreven door William Kent Kruger. In het voorjaar werd mijn nieuwsgierigheid naar dit boek gewekt door een artikel in het Nederlands Dagblad. De (christelijke) uitgever schreef in een essay dat hij dit boek wilde uitgeven, en dat er in gevloekt wordt. Die vloeken waren een punt van overweging voor hem. Weglaten? Andere woorden bedenken? Uiteindelijk is het boek, inclusief vloeken in het nederlands verschenen.
Ik besloot me niet te weerhouden door het taalgebruik en het boek te kopen en lezen. Vorige week in begonnen, gisteren uitgelezen. Een bordje niet storen had ik niet nodig.

Het verhaal speelt in 1961 in de staat Minnesota in Amerika.Het beschrijft het verhaal van een zomer in een klein stadje. Een stadje waarin veel gebeurt. Er vallen doden, door diverse oorzaken. Het boek gaat vooral over het gezin Drum: vader, moeder, drie kinderen. Twee zonen, een dochter. Eigenlijk vind ik het lastig om hier al een en ander over het verhaal te vertellen. De schrijver van dit boek schrijft hoofdzakelijk thrillers. Dit boek leest als een thriller maar is het niet.

Het vertelt een geschiedenis over een gezin. Een verhaal over rouw. Het gaat over hoe je met God omgaat in zeer zware dagen. Hoe een gezin kan breken door verdriet. Uiteindelijk is het geen hopeloos verhaal. Het eindigt positief. En dat is wel een beetje een kritiek puntje: het positieve kwam voor mij wat te snel.

In een recensie las ik dat de hoofdpersonen té wijs zijn voor hun leeftijd, hun gesprekken “kloppen” niet.  (ze zijn 13 en 11 jaar). Feitelijk klopt deze kritiek, terwijl ik juist genoot van de fraaie en wijze oneliners die ze tegen elkaar zeiden. Er zaten mooie wijsheden in de gesprekken verstopt. Wijsheden waar ik van genoot.

Wat betreft het vloeken: ja, er wordt in gevloekt. En op een bladzijde, tamelijk in het begin, werd veel gevloekt. Zoveel dat ik dat echt over de top vond. Zoals het verder in het boek voorkomt/ gebruikt wordt, vond ik het een soort ‘functioneel’ om het op deze rare manier te zeggen.

Tenslotte. Vorige week was er op televisie veel aandacht voor homoseksualiteit. Ik heb twee documentaires teruggekeken: “De kast, de kerk en het koninkrijk” en “Ik ben er geen, ik ken er geen”. Beide indrukwekkend, beide tot nadenken stemmend. Wat mij in een van beiden opviel, was dat een man zei dat hij als homo voortdurend bezig was (geweest?) te kijken hoe andere (hetero) zich gedragen. Dat hij zijn eigen gedrag daarop afstemde. Alles om maar niet op te vallen. Uit angst voor? Het oordeel van anderen?

Ook in dit boek komt iemand uit de kast, om het zo te noemen. Deze persoon zegt: “Mijn hele leven kijk ik al naar andere jongens om te zien hoe ik me moet gedragen. Ik zeg tegen mezelf: “zo loopt een jongen. Zo praat een jongen. Zo kijkt een jongen niet aan andere jongens”. (ook) in dit boek zegt de dominee: je bent een kind van God. Iets wat ik maar voor een deel in de documentaires hoorde/ meekreeg. Daar hoorde ik behalve aanvaarding ook veroordeling.

Samengevat: ik heb genoten van dit boek, ben er (weer) door aan het denken gezet en heb af een toe een traan gelaten. (huilen om een boek was lang geleden)